Omdat Nicolas’ kinderen met hun moeder naar Menton (in Frankrijk, juist over de grens) verhuisd waren, was het logisch om onze Italiaanse stek te kiezen op basis van afstand. Al snel beslisten we dat 2 uur rijden een mooi maximum was.
Eigenlijk was deze beperking ook een zegen voor ons. Italië heeft zo veel prachtige plekken. Stel je voor dat het hele land een optie was geweest, we reden waarschijnlijk nog steeds rond op zoek naar dat ene “perfecte” plekje.
In eerste instantie zochten we zo dicht mogelijk bij Frankrijk, maar ja … de Ligurische kust is gewoon echt duur, dus dat was geen optie. En het achterland had ook geen overdaad aan grote woningen in combinatie met voldoende bruikbare landbouwgrond aan schappelijke prijzen.
En iets wat ons in het begin niet opviel, maar later ook een knelpunt werd op diverse plekken in West-Liguria: ik wou niet wonen in een dal waar je enkel de mogelijkheid hebt om vlot één richting (de kust) uit te gaan. Verder het binnenland in betekent vaak een col moeten trotseren en op de heuvels links en rechts waren er niet eens echte wegen. Dus voor elk uitje zouden we steeds terug richting kust moeten …
Dus, na het “Pietro-huis” debacle, verlegden we onze grenzen iets verder, richting Zuid-Piemonte, waar nog veel op te knappen grote boerderijen met vele hectaren grond te vinden waren.
Eén van onze favoriete dalen was het Bormida dal, dat uitkwam in het charmante thermenstadje Acqui Terme. Perfect wandelgebied, nog altijd erg ruw en heuvelachtig en dat wilden we ook, maar met heuvels die ons “overwinbaar” leken.
En zo… na jaren zoeken, begonnen we ons steeds meer te focussen op één specifiek gebied dat we tot in de diepte gingen verkennen…