Ons Belgische huis zou in 1 2 3 verkocht geraken voor de prijs die we voor ogen hadden, daar waren we rotsvast van overtuigd, en een makelaar hadden we uiteraard niet nodig.
We waren er zo gerust in dat we pas in januari op het gemak begonnen na te denken over de verkoop. In eerste instantie informeerden we collega’s en vrienden. Ergens in de lente gingen we het dan echt officieel op de markt plaatsen. Alles op het gemak dus.
Een kennis die in de buurt woonde, sprak ons even later aan met de vraag of hij het huis eens mocht zien. Hij werkte voor een makelaar, dus we maakten hem onmiddellijk duidelijk dat hij steeds welkom was, maar we het niet via een agentschap wilden aanbieden.
Geen probleem, zei hij, het was pure nieuwsgierigheid. Dus, een paar dagen later stond hij aan de deur … met een joekel van een fototoestel. Gealarmeerd maakt ik hem opnieuw duidelijk dat wij hem niet als makelaar gingen inschakelen.
Dat wist hij, maar, zijn baas was ook nieuwsgierig, dus hij had hem foto’s beloofd. Puur, uit interesse. Wat meer op mijn hoede leidde ik hem rond.
Wanneer ik hem vertelde welke prijs we dachten voor ons huis te krijgen, keek hij zeer bedenkelijk. Ja, het was een mooie buurt, maar… maar… maar… Hij dacht dat 40 à 50 000 euro minder een stuk realistischer zou zijn.
Die avond, toen Nicolas, thuis kwam van zijn werk, trof hij mij in een neerslachtige bui. 40 à 50 000 euro minder kon grote gevolgen hebben voor onze verbouwingsplannen.
Hij reageerde echter onmiddellijk combattief. Hij bleef overtuigd van zijn prijs en ze zouden wel eens zien …